Gebazel aan het Binnenhof
Column van de senator op ftm.nl, zaterdag 16 maart 2013
Senator Kees de Lange verdedigt hartstochtelijk de rol van Eerste Kamer in het Nederlandse politieke bestel. Dat gaat vergezeld van een aanval op Frank de Grave (VVD).
Decennia lang was de Eerste Kamer totaal oninteressant en je moest bijna gepromoveerd zijn in het staatsrecht om te weten wat de rol van de Eerste Kamer was. Af en toe had je zoiets als de Nacht van Wiegel (VVD), maar dat was vooral folklore waar de gewone burger al helemaal niet van wakker lag. Sinds de kabinetten Rutte is dat allemaal heel anders geworden.
Opeens is de Eerste Kamer een gespreksonderwerp geworden dat ook nog eens controversieel is. Opeens is de rol van de Eerste Kamer een onderwerp voor verjaardagspartijtjes geworden. Opeens wordt iedereen geacht een mening over de Eerste Kamer te hebben. Opeens staan de media vol over wat de taak van de Eerste Kamer is of zou moeten zijn. Of over het democratische gehalte van de Eerste Kamer-verkiezingen. Opeens struikel je elke dinsdag in de Eerste Kamer over de cameraploegen. En sinds de laatste oprisping van senator Frank de Grave (VVD) is zelfs de vraag aan de orde of de Eerste Kamer wel een ‘hindermacht’ is of mag zijn.
Algoritme
Laten we maar wat zaken op een rij zetten en eerst maar eens het democratisch gehalte van de verkiezing van onze volksvertegenwoordiging tegen het licht houden. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn in principe eenvoudig. Landelijke partijen die zich tijdig aangemeld hebben, doen aan de verkiezingen mee en ‘meeste stemmen gelden’. Een kwestie van optellen dus. Alleen voor de afronding van behaalde zetelaantallen zijn simpele afspraken vooraf nodig.
Daarentegen worden de leden van de Eerste Kamer gekozen in een getrapt systeem. De gekozen leden van Provinciale Staten in de diverse provincies kiezen kort na hun aantreden de leden van de Eerste Kamer. Elk statenlid heeft een bepaalde stemwaarde die bepaald wordt door de hoeveelheid geregistreerde kiezers in een provincie gedeeld door het aantal statenleden aldaar. Eerste Kamerleden worden door de statenleden gekozen met inachtneming van hun individuele stemwaarde. Ook over zaken als de restzetelverdeling bestaat natuurlijk vooraf duidelijkheid.
Graag wordt gesuggereerd dat het bij deze procedure om een obscure tak van hogere wiskunde zou gaan. De werkelijkheid is natuurlijk heel wat meer met beide benen op de grond: behalve optellen komen bij deze verkiezing ook vermenigvuldigen en delen om de hoek kijken. Een simpel algoritme, dat iedereen die er even naar kijkt kan begrijpen, voldoet.
Verbijstering
Laten we de zaak eens vanuit het perspectief van de burger bekijken, die zijn stem uitbrengt en graag ziet dat er een direct verband is tussen de verkiezingsuitslag en het beleid. Transparantie, om dit modewoord maar weer eens te gebruiken. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is het verband tussen het stemgedrag van de burger en de samenstelling van de Kamer uitermate direct. Onduidelijkheid ontstaat pas op het moment dat blijkt dat een coalitieregering het enig haalbare is. Op dat moment ontstaat een vaak langdurig en ondoorzichtig onderhandelingsproces tussen partijen en uiteindelijk een formatie die de burger doorgaans in verbijstering achterlaat.
Het eindresultaat van het hele proces dat leidt tot een landsregering komt voor de burger dus tot stand op een manier waarop hij niet of nauwelijks zicht heeft. Slechts weinig burgers reageren daar verheugd op.
Bij de wijze waarop de Eerste Kamer wordt samengesteld, is het voor de burger al evenmin zo helder allemaal. Ja, er is een direct verband tussen de keuze van de burger voor een bepaalde provinciale partij of afdeling van een landelijke partij en de samenstelling van Provinciale Staten die van die verkiezing het directe gevolg is. Maar bij de verkiezing door statenleden van leden van de Eerste Kamer wordt de zaak meteen ondoorzichtig. De reden is vooral dat tussen partijen en statenleden in principe, voordat de verkiezingen voor de Eerste Kamer plaatsvinden, onderhandeld kan worden over hoe (rest)zetels verdeeld gaan worden. Die onderhandelingen, en dus ook het eindresultaat onttrekken zich aan het zicht van de burger. En als statenleden dan ook nog buiten de heldere regels om met het verkeerde potlood stemmen, is de verwarring natuurlijk compleet. Weliswaar is het gebrek aan helderheid dat insluipt bij de resultaten van Eerste- en Tweede Kamerverkiezingen heel verschillend van aard, maar voor de appreciatie van de burger maakt dat allemaal ongetwijfeld weinig verschil.
Reflectie
En als dan de verkiezingen achter de rug zijn, wat is dan de rol van de Eerste Kamer? Velen zijn van mening dat de Eerste Kamer uitsluitend beschouwend en afstandelijk naar de kwaliteit van wetgeving die in de Tweede Kamer is voorbereid mag kijken. Als ‘Chambre de Réflexion’ zou voor de Eerste Kamer dus geen enkele politieke rol zijn weggelegd.
Voor dat standpunt is in de Grondwet echter geen enkele steun te vinden. De Eerste Kamer mag zo politiek zijn als zij zelf wil. En met name op die momenten dat een regeringsmeerderheid in de Tweede Kamer niet gepaard gaat met een meerderheid in de Eerste Kamer, zijn senatoren net mensen. Dan kunnen ze opeens politici worden. Niks mis mee, maar wel even wennen.
Weeffout
Het blijft merkwaardig dat er eind 2012 door Rutte en Samsom een regeerakkoord gesloten is dat niet op voorhand kon rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten Generaal. Deze weeffout breekt ons nu allen op. Nu deze regering er wat laat achter komt dat de Staten Generaal uit iets meer bestaan dan de Tweede Kamer alleen, wordt alles uit de kast gehaald om alsnog naar wankele ad hoc meerderheden te zoeken. Dat proces speelt zich af in achterkamertjes, met inbreng van sommigen in plaats van allen, en in grote haast. Sommige partijen zijn te koop. Maar dat een groot deel van de leden van de Eerste Kamer zich niet achter die kar laat spannen, is begrijpelijk. Zelf uitgelokte polarisatie valt het kabinet ten deel.
Dat een dergelijke situatie voor kabinet Rutte II frustrerend is, kan onmogelijk worden ontkend. Anderzijds is het in een democratisch systeem met twee kamers bepaald niet ongebruikelijk dat er sprake is van verschillende meerderheden in beide kamers. Zowel in Frankrijk als in de Verenigde Staten zijn daar veel voorbeelden van. Een realistische regering aanvaardt dit als politieke realiteit en handelt dienovereenkomstig. Checks and balances, ze houden ons netjes. Een mooi voorbeeld van hoe in een democratie meerderheden niet helemaal zonder de steun van minderheden kunnen. Kan het mooier?
‘Hindermacht’
Terug naar senator De Grave en de VVD. Het valt allemaal niet mee natuurlijk. Dan ben je de eindelijk weer de grootste partij, dan vorm je met de nodige moeite een regering op basis van de verkiezingsuitslag in de Tweede Kamer, en dan was je even vergeten dat er ook nog een Eerste Kamer was. Een Eerste Kamer die bovendien over diverse zaken een eigen opvatting heeft die onze neoliberalen als een graat in de keel steekt. En dan rolt zelfs een intelligent senator als De Grave in de valkuil dat de Eerste Kamer een ‘hindermacht’ zou zijn die de ware democratie (die van de VVD dus) blokkeert.
De Grave weet natuurlijk wel beter. Zijn ergernis over de noodzaak politieke compromissen te sluiten is heel menselijk en begrijpelijk. Zijn weerzin tegen het huidige politieke populisme is terecht. Veertien Henken Krol in de volksvertegenwoordiging, je moet er inderdaad niet aan denken. Wie echter niet zien wil dat populistische partijen als de PVV, TON en 50PLUS uitwassen zijn van diezelfde VVD in alle betekenissen van het woord (letterlijk en overdrachtelijk), die heeft even niet opgelet. En door dit soort partijpolitieke tunnelvisie schaadt je niet alleen jezelf, maar ook het instituut dat Eerste Kamer heet.