Einde export kinderbijslag
33162
C.A. de Lange (OSF)
Mevrouw de voorzitter,
Het is curieus en ongetwijfeld toevallig dat het wetsvoorstel ‘Einde export kinderbijslag’ op dezelfde dag plenair behandeld wordt als het wetsvoorstel ‘Hervorming kindregelingen’ dat significant snoeit in de kinderbijslag in Nederland. toch wordt hierdoor nadrukkelijk de aandacht gevestigd op een ernstig probleem, en dat is op zichzelf een goede zaak. De kinderbijslag is in essentie een toeslagregeling die een koopkrachtondersteuning betekent van ouders met kinderen. Bij die ondersteuning gaat het dus niet om het precieze bedrag dat relevant is, maar wat deze toeslag betekent in termen van koopkracht. De hoogte van de kinderbijslag kan dus niet los gezien worden van de economische omgeving waarin ouders en kinderen zich bevinden. Mijn fractie ondersteunt dan ook van harte het woonlandbeginsel dat de hoogte van de toeslag aanpast aan het reële kostenniveau van het land waar het kind opgroeit. De wet die dat beoogt, verdient dan ook in de ogen van mijn fractie alle steun. Het zou namelijk ongerijmd zijn om in Nederland te snoeien in de kinderbijslag en tegelijkertijd, door het niet toepassen van het woonlandbeginsel, elders kindertoelagen te verstrekken die qua koopkracht veel hoger zijn dan in eigen land en die excessief zijn gezien de dagelijkse economische omstandigheden waarin het kind opgroeit. Het ligt dus voor de hand hoe we met deze situatie om zullen gaan. We stemmen voor het wetsvoorstel en beschouwen de zaak als afgehandeld. Was het maar zo simpel…
Helaas is de situatie heel wat gecompliceerder dan zij op het eerste gezicht lijkt. Het is dan ook niet voor niets dat de zaak al vele maanden in het slop zit. Men kan tegenwerpen dat het slechts om een klein aantal gevallen gaat, en dat de kosten slechts enkele miljoenen euro’s bedragen. Waar praten we dus eigenlijk over? Schieten we niet met hoogwaardig luchtafweergeschut op een klein aantal muggen? Die nogal luchtige benadering vindt mijn fractie weinig overtuigend, omdat er een totaal verkeerd signaal naar de eigen bevolking van uit gaat. Mocht die aanpak toch gekozen worden, dan zal dat terecht tot grote weerstand leiden.
Een heel ander probleem, en dat weegt veel zwaarder, is dat met een land als Marokko helaas een verdrag gesloten is dat alleen gewijzigd kan worden met instemming van Marokko zelf. En daar wringt de schoen, al vele maanden. De eerlijkheid gebiedt te vermelden dat het niet deze minister is die voor het sluiten van dat verdrag verantwoordelijk is. Niettemin is deze minister hiermee wel in een moeilijk pakket beland. Als de wet aangenomen zou worden, geeft dat geen enkele garantie dat het woonlandbeginsel ten aanzien van Marokkaanse gevallen ook daadwerkelijk geëffectueerd gaat worden. Is het dan nog wel zinvol voor een wetsvoorstel te stemmen dat qua uitvoerbaarheid al de nodige beren op de weg heeft ontmoet, en nog heel wat meer beren kan verwachten? Zou het niet essentieel zijn om voordat we dit wetsvoorstel steunen eerst absoluut zeker te stellen dat het ook uitgevoerd kan en gaat worden?
Gelukkig is dat zeker stellen dat het woonlandbeginsel in Marokko ook toegepast gaat worden wel degelijk mogelijk. Nederland dient daartoe het bestaande verdrag eenzijdig op te zeggen. Daar is niets onredelijks aan, het is inhoudelijk zeer goed verdedigbaar, en als het voeren van onderhandelingen langdurig tot niets leidt, blijft er weinig anders over. Of Marokko dat nu leuk vindt of niet, is van minder belang. Natuurlijk valt daar van alles tegen in te brengen en dat doet de minister ook. Echter, besluitvaardigheid verdient altijd de voorkeur boven aan het lijntje gehouden worden. Bovendien is het voortzetten van de huidige situatie in ons eigen land niet langer te verkopen.
Wat betekent dat nu heel praktisch voor de opstelling van mijn fractie? Het is eigenlijk erg eenvoudig. Als de minister toezegt dat, indien onderhandelingen binnen drie maanden geen resultaat opleveren, het verdrag met Marokko op korte termijn eenzijdig opgezegd zal worden, zal mijn fractie voor deze wet stemmen. Mocht de minister dit niet toezeggen, dan is de kans groot dat deze wet een spreekwoordelijk voorbeeld van een lege letter zal worden. En dat soort wetten steunt mijn fractie uit principe nooit.
Ik wacht met belangstelling het antwoord van de minister af alvorens te beslissen hoe we met het voorstel om gaan.
Den Haag, 10 juni 2014